VAKnieuws
Machtiging tot uithuisplaatsing in het buitenland kan niet zonder voorafgaande goedkeuring zoals omschreven in de Brussel II-ter VerordeningRechtsvraagKan de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing in het buitenland verlenen, als de GI geen goedkeuring van de uithuisplaatsing heeft gevraagd aan de bevoegde autoriteit in het doelland? OverwegingDe minderjarige is met een machtiging tot uithuisplaatsing geplaatst in een pleegzorginstelling of -gezin in Spanje. De rechtbank heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging afgewezen, omdat aan de eerste machtiging geen goedkeuring van de locale jeugdzorgautoriteit ten grondslag lag, en ook in de aanloop naar het verlengingsverzoek is geen goedkeuring gevraagd. De GI is in hoger beroep gegaan en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen waar het gaat om de afwijzing van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, en te beslissen dat de minderjarige in Spanje mag blijven om haar traject daar af te ronden. Het hof wijst het verzoek van de GI af, en bekrachtigt de afwijzende beslissing van de rechtbank. Het hof overweegt dat als een Nederlandse rechter (of GI) een kind wil plaatsen in een instelling of pleeggezin in een andere lidstaat, zij op grond van artikel 82 lid 1 Brussel II-ter Verordening eerst goedkeuring dient te verkrijgen van de centrale autoriteit of een bevoegde autoriteit van die andere lidstaat. De GI heeft in casus die goedkeuring niet verzocht. De rechtbank heeft daarom terecht de machtiging tot uithuisplaatsing niet verlengd. Het hof ziet in deze zaak geen mogelijkheid om de goedkeuringsprocedure zoals opgenomen in de Verordening buiten toepassing te stellen met een beroep op de namens de GI aangevoerde artikelen 8 van het EVRM en 3 en 19 van het IVRK, 24 lid 2 van het EU-Handvest en evenmin met een beroep op het proportionaliteitsbeginsel. De Verordening betreft Europese regelgeving en heeft als doel de samenwerking te bevorderen tussen de bij de Verordening aangesloten lidstaten over onder andere de uitvoering van beslissingen aangaande de ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderbeschermingsmaatregelen met een grensoverschrijdend karakter. De Verordening is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten en is bij uitstek bedoeld om de belangen en de veiligheid van de kinderen in grensoverschrijdende situaties te waarborgen. Het hof wijst erop dat de goedkeuringsprocedure bedoeld is om te voorkomen dat kinderen op basis van een kinderbeschermingsmaatregel in een andere lidstaat verblijven zonder dat die lidstaat daarvan op de hoogte is en de (juridische) veiligheid van het kind dus niet gegarandeerd kan worden. De GI heeft zelf nagelaten de juiste procedure te doorlopen, maar dat brengt niet met zich dat de goedkeuringsprocedure met een beroep op internationale en Europeesrechtelijke verdragen omzeild kan worden. Cursussen binnenkort: |