VAKnieuws
Gebruiksvergoeding vastgesteld op 0,5% over de geschatte overwaardeRechtsvraagHad de rechtbank bij het vaststellen van een gebruiksvergoeding voor de de voormalige echtelijke woning dienen uit te gaan van een hoger rendement dan het door de rechtbank gehanteerde percentage van 0,5? OverwegingNee. De man komt in grief 1 in principaal hoger beroep op tegen de bij de bestreden beschikking vastgestelde vergoeding voor het alleengebruik van de (voormalige) echtelijke woning (de gebruiksvergoeding). De door de vrouw aan de man te betalen gebruiksvergoeding is door de rechtbank op een bedrag van € 56,- per maand gesteld. Dit bedrag is tot stand gekomen door uit te gaan van een percentage van 0,5 over de geschatte overwaarde (€780.000,- minus € 510.000,- = € 270.000,- / 2 = € 135.000,-). Volgens de man dient in ieder geval te worden uitgegaan van een hoger rendement dan het door de rechtbank gehanteerde percentage van 0,5. Hij verwijst onder meer naar de door hem aangehaalde uitspraken van dit hof op dit punt waarin een percentage van 2,5 is gehanteerd, in economisch mindere tijden dan nu. Daarnaast is sprake van een hogere overwaarde, nu de woning is verkocht voor een bedrag van € 865.000,-. Een gebruiksvergoeding van € 400,- per maand is daarom alleszins redelijk, aldus de man. De man verzoekt het hof om de ingangsdatum van de te betalen gebruiksvergoeding te bepalen op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (te weten: 15 mei 2017). De vrouw betoogt dat het door de man genoemde percentage van 2,5 achterhaald is en dat de rente al geruime tijd varieert van 0,5% tot maximaal 2%. De door de man aangehaalde jurisprudentie ziet volgens de vrouw op niet-vergelijkbare situaties. De vrouw heeft op dit punt een voorwaardelijke incidentele grief opgeworpen. Daarin betoogt de vrouw (kennelijk) dat aan haar in het geheel geen gebruiksvergoeding opgelegd dient te worden. Het hof komt pas aan de voorwaardelijke incidentele grief van de vrouw toe indien de grief van de man ten aanzien van de gebruiksvergoeding slaagt. Het hof stelt voorop dat in hoger beroep niet langer ter discussie staat dat van een overwaarde van de (voormalige) echtelijke woning ter hoogte van € 355.000,- dient te worden uitgegaan, waarbij de man een vergoeding vraagt over het gedeelte dat hem toekomt ( € 177.500,-) en dat hem gedurende de periode van 15 mei 2017 tot 1 augustus 2017 (te weten: datum verkoop woning) niet ter beschikking heeft gestaan. Het hof ziet in hetgeen de man heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om uit te gaan van een ander percentage dan het door de rechtbank gehanteerde percentage van 0,5, gelet op de huidige rentevergoedingen op spaarrekeningen. Dit resulteert in een door de vrouw aan de man te betalen gebruiksvergoeding van afgerond € 74,- per maand (te weten: 0,5% van € 177.500,- / 12). Grief 1 in principaal hoger beroep slaagt gedeeltelijk. Cursussen binnenkort: |