VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

81 RO: teruggeleiding kinderen vanuit Duitsland naar Nederland door Staat/Bureau Jeugdzorg

Nr: 18145 Hoge Raad der Nederlanden, 15-06-2018 ECLI:NL:PHR:2018:617 Jurisprudentie Geschilbeslechting Jeugdrecht 81 RO

Rechtsvraag

Heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat het beweerde onrechtmatig handelen van de Duitse autoriteiten bij het ‘oppakken’ van de kinderen in Duitsland en het overdragen van de kinderen op 27 december 2011 bij de Duits/Nederlandse grens aan BJZ niet kan worden toegerekend aan de Staat, noch aan BJZ?

Overweging

HR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO.

A-G: In rov. 8.2 overweegt het hof dat het overdragen van de kinderen door de Duitse autoriteiten aan BJZ op 27 december 2011 een feitelijke handeling is geweest, die niet geschiedde tot de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Nederlandse kinderrechter. Voor het overige doelt de klacht kennelijk op het contact dat een Nederlandse rechter heeft gelegd met een Duitse rechter (...). Uit de brief van 9 november 2012 maak ik op dat nadat een verblijfplaats van de kinderen bekend was geworden, de rechter Flinterman contact heeft opgenomen met het  Jugendamt , dat verwees naar de rechter Alinghaus. Ook stuurde deze rechter een mail naar het Bureau Liaisonrechter te Den Haag. Dit bureau liet weten dat er een Handleiding uitvoerbaarheid kinderbeschermingsmaatregelen van de Nederlandse kinderrechter in EU-lidstaten is, waarin beschreven staat wat de mogelijkheden voor BJZ zijn. In deze handleiding staat beschreven wat een BJZ kan doen om een beschikking van een Nederlandse kinderrechter in het buitenland ten uitvoer te leggen. Op de laatste pagina is, als alternatief, de zorgmelding genoemd. Het doel van een zorgmelding is dat de autoriteiten in het bestemmingsland op de hoogte worden gesteld van het feit dat het kind zich in dat land bevindt en dat er een aanleiding is om maatregelen te treffen op grond van het recht van dat land. Een zorgmelding kan geschieden langs de formele weg via de Centrale Autoriteit van het land of informeel door contact op te nemen met de terzake bevoegde organisatie in het desbetreffende land . In de onderhavige zaak lijkt de informele weg gekozen te zijn. Of daarvan sprake is geweest, staat slechts ter beoordeling van de rechter die over de feiten oordeelt. Hoe dan ook, het hof heeft tot het oordeel kunnen komen dat van een (formele of  de facto ) tenuitvoerlegging van een beschikking van de Nederlandse kinderrechter in Duitsland in strijd met de bepalingen van de Verordening Brussel II- bis  geen sprake is geweest. In rov. 10 – in cassatie onbestreden − heeft het hof ook de overige vorderingen, gebaseerd op een onrechtmatig optreden van de Duitse autoriteiten waarvoor de ouders de Staat en/of BJZ aansprakelijk houden, afgewezen. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder