VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

Erfrecht: deelgenoten hebben ieder bevoegdheid tot een vordering

Nr: 18076 Hoge Raad der Nederlanden, 06-04-2018 ECLI:NL:HR:2018:535 Jurisprudentie Rechtseenheid Erfrecht 4:1 BW, 3:170 BW, 3:171 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof miskend dat art. 3:171 BW nu juist de mogelijkheid schept voor een deelgenoot om, ten behoeve van de gemeenschap op eigen titel en dus onafhankelijk van de andere deelgenoten, een vordering in te stellen, zodat het in dat kader niet nodig en ook niet vereist is dat alle andere deelgenoten daarmee hebben ingestemd?

Overweging

Het onderdeel is gegrond. Voor de vorderingen van eiseres tegen de dochters van verweerder 1 – (derden) is niet vereist dat deze op de voet van art. 3:170 lid 2 BW door de deelgenoten gezamenlijk worden ingesteld. Art. 3:171 BW bevat immers een bijzondere regeling voor het instellen van rechtsvorderingen en het indienen van verzoekschriften ten behoeve van de gemeenschap. Ingevolge deze bepaling, die onder meer hierop berust dat een deelgenoot bij het instellen van een zodanige rechtsvordering niet van de andere deelgenoten afhankelijk dient te zijn (vgl. Parl. Gesch. Boek 3, p. 590), kan een deelgenoot op eigen naam een rechtsvordering tegen een derde instellen ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Het hof heeft dit miskend.

Opmerking verdient dat de deelgenoot die op eigen naam een rechtsvordering instelt of een verzoekschrift indient ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap, kenbaar zal moeten maken dat hij in zijn hoedanigheid voor de gezamenlijke, zo veel mogelijk met name te noemen deelgenoten optreedt (vgl. HR 8 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7043, NJ 2000/604).

Cursussen binnenkort:

Lees verder