VAKnieuws
Verdeling na echtscheiding bij beperkte gemeenschap van goederenRechtsvraagHeeft het hof heeft miskend dat de omstandigheid dat de roerende zaken ten goede zijn gekomen aan (de gemeenschappelijke huishouding van) niet bepalend is voor het antwoord op de vraag of het deel van de schuld aan MMS kan worden aangemerkt als een schuld in de zin van art. 2 van de huwelijkse voorwaarden (beperkte gemeenschap)? OverwegingHet hof is klaarblijkelijk van oordeel dat voor zover de roerende zaken niet kunnen worden geacht te behoren tot de beperkte gemeenschap, er ten aanzien van die zaken sprake is van een eenvoudige gemeenschap omdat zij aan beide partijen zijn gaan toebehoren. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dit brengt mee dat de schuld aan MMS (ook) in zoverre door ieder van partijen voor de helft moet worden gedragen. De klacht faalt derhalve. Het onderdeel klaagt voorts dat indien het hof van oordeel is dat een gemeenschappelijke draagplicht bestaat voor de kosten van de huishouding, dit oordeel in het licht van art. 5 van de huwelijkse voorwaarden onbegrijpelijk is. Deze klacht slaagt. Het hof betrekt de cashopnames mede op de “gemeenschappelijke huishouding” van partijen. Uit het bestreden oordeel wordt niet duidelijk hoe het oordeel dat de cashopnames ook in zoverre door beide partijen voor gelijke delen moeten worden gedragen, zich verdraagt met de verdeelsleutel voor kosten van de huishouding van art. 5 van de huwelijkse voorwaarden, die uitgaat van een verdeling naar netto-inkomens. Cursussen binnenkort: |