VAKnieuws
Partneralimentatie: terughoudendheid bij correctie jaarstukkenRechtsvraagIs de rechtbank terecht van een bruto jaarinkomen aan de zijde van de man van € 69.997 uitgegaan zonder verhoging met € 20.000 bruto per jaar, het bedrag dat gedurende een aantal huwelijksjaren aan de man op naam van de vrouw werd uitbetaald? OverwegingJa. Niet in geschil is dat in de jaren 2012, 2013 en 2014 om fiscale redenen een deel van het salaris van de man van ongeveer € 20.000,- bruto per jaar op naam van de vrouw werd geadministreerd, maar feitelijk op een bankrekening van de man werd uitbetaald. Het hof volgt de vrouw niet in haar stelling dat uit de jaarrekening 2015 en de actuele feiten blijkt dat er in de onderneming structureel financiële ruimte is om het salaris van de man terug te brengen naar het niveau van de hiervoor vermelde jaren en dat rekening moet worden gehouden met een verhoging van het salaris van € 20.000,- bruto per jaar. Het hof is van oordeel dat terughoudendheid is geboden ten aanzien van het toepassen van enige correctie op de jaarstukken. Het is aan de ondernemer om bedrijfseconomische beslissingen – over bijvoorbeeld afschrijvingen en besteding van liquide middelen – te nemen en de rechter moet terughoudend zijn bij het beoordelen van de noodzaak daarvan. Het hof acht aannemelijk dat de man een marktconform salaris uit zijn onderneming ontvangt. Weliswaar geeft de geconsolideerde jaarrekening 2015 blijk van een positieve kasstroom uit operationele activiteiten, maar hieruit vloeit niet zonder meer voort dat er voldoende liquide middelen zijn om de man een structureel hoger salaris toe te kennen. In de jaren 2013 en 2014 is niet tot nauwelijks winst gemaakt en uit het kasstroomoverzicht over 2015 blijkt verder dat de liquide middelen in de onderneming beperkt zijn. De aanschaf van een auto door de onderneming rechtvaardigt niet de conclusie dat er voldoende liquide middelen zijn om de man een structureel hoger salaris toe te kennen. Van belang is verder dat de huwelijksgoederengemeenschap van partijen nog moet worden verdeeld en dat uit de bestreden beschikking volgt dat in het kader van de waardering van de onderneming wordt uitgegaan van een bruto jaarinkomen van de man van ongeveer € 70.000,-. Mogelijk zal de man in verband met de toedeling van de aandelen in de moedervennootschap de vrouw een uitkering moeten doen. Indien voor de vaststelling van partneralimentatie ervan wordt uitgegaan dat de man zich een hoger salaris uit zijn onderneming moet uitkeren, zal dat – afhankelijk van de gekozen waarderingsmethodiek – gevolgen hebben voor de waardering van de onderneming. Cursussen binnenkort: |