VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

Bruidsgave naar Iraans recht

Nr: 25020 Gerechtshof Amsterdam, 04-03-2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:559 Jurisprudentie Geschilbeslechting Echtscheiding
IPR
10:3 BW; 10:6 BW

Rechtsvraag

Kan de vrouw in Nederland betaling van de bruidsgave naar Iraans recht vorderen?

Overweging

Het hof oordeelt dat de vrouw in Nederland betaling van de bruidsgave kan vorderen.  De vraag of – en zo ja, in hoeverre en op welke wijze – een vorderingsrecht naar Iraans recht bij de Nederlandse rechter geldend kan worden gemaakt, moet naar Nederlands internationaal privaatrecht worden gekwalificeerd als een vraag van procesrecht, waarop Nederlands recht van toepassing is. Dit betekent dat de formeelrechtelijke aspecten op grond van artikel 10:3 BW onderworpen zijn aan Nederlands recht als het recht van de aangezochte rechter (lex fori).  Er staat geen rechtsregel van Nederlands procesrecht in de weg aan het vorderen van de bruidsgave in een dagvaardingsprocedure. Ook de stelling van de man dat de vrouw haar vordering voorafgaande aan of tegelijk met haar verzoek tot echtscheiding aan de Nederlandse rechter had moeten voorleggen, volgt het hof niet. Uit de huwelijksakte blijkt dat de bruidsgave aan de vrouw moet worden betaald op haar verzoek  “(…) payable to the wife upon her demand (…) ”. Dat betekent dus dat de vrouw op ieder moment haar vordering mag/kan instellen. De vrouw is dus ontvankelijk in haar vordering en dat zij haar vordering eerst bij dagvaarding instelt, levert geen misbruik van procesrecht op.

Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, dat de man de bruidsgave aan de vrouw moet betalen. Uit de huwelijksakte blijken geen voorwaarden voor de opeisbaarheid daarvan, en voor zover de vrouw naar Iraans gewoonterecht afstand moet doen van haar aanspraak op de bruidsgave om te kunnen scheiden, is dat in strijd met de Nederlandse openbare orde. De Nederlandse rechter moet er dus van uit gaan dat de vrouw hier geen afstand van heeft gedaan of moet doen.

De bruidsgave an sich is volgens het hof niet in strijd met de Nederlandse openbare orde.

Lees verder