VAKnieuws

Ga terug naar het VAKnieuws overzicht

Kantonrechter kan bij gezamenlijke vereffening door erfgenamen anders bepalen

Nr: 25037 Hoge Raad der Nederlanden, 25-04-2025 ECLI:NL:HR:2025:662 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Erfrecht 4:209 BW; 4:198 BW.

Rechtsvraag

Kan de kantonrechter bepalen dat een beneficiair aanvaarde nalatenschap door slechts één van de erfgenamen wordt vereffend in plaats van door de erfgenamen tezamen? En kan de kantonrechter de vereffening opheffen als de boedelbeschrijving niet door de erfgenamen tezamen is gemaakt?

Overweging

De erfgenamen zijn broer en zus. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Op grond van artikel 4:195 lid 1 BW juncto 4:198 BW moeten zij de nalatenschap samen vereffenen. De zus heeft op grond van artikel 4:209 lid 1 BW de kantonrechter verzocht de vereffening op te heffen. Op het moment dat zij en de broer de nalatenschap beneficiair aanvaarden waren alle schulden van de nalatenschap al voldaan. Er resteert een gering bedrag. De zus heeft een boedelbeschrijving gemaakt. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen. Het hof heeft dit bekrachtigd.

De broer is in hoger beroep gegaan, en vervolgens in cassatie. Hij vindt dat de zus niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de erfgenamen op grond van artikel 4:198 BW alles samen moeten doen, en dus ook alleen samen in rechte kunnen optreden. Volgens de broer voorziet artikel 4:198 BW niet in de mogelijkheid om te bepalen dat de nalatenschap door slechts een van de erfgenamen wordt vereffend.

De Hoge Raad overweegt dat de kantonrechter op grond van artikel 4:203 BW één persoon als vereffenaar kan benoemen. Daarnaast volgt uit 4:198 BW dat de erfgenamen samen moeten vereffenen, tenzij de kantonrechter anders bepaalt. De wet noch de wetsgeschiedenis biedt een aanknopingspunt voor de opvatting van het onderdeel dat ingeval van onenigheid tussen de vereffenaars alleen de weg van art. 4:203 BW openstaat. In zo’n geval kan de kantonrechter ook op de voet van art. 4:198 BW de werkzaamheden en bevoegdheden van de vereffenaars anders verdelen. De kantonrechter kan ook anders bepalen door een of meer van de vereffenaars te ontvangen in een verzoek dat volgens de hoofdregel door de vereffenaars tezamen had moeten worden ingediend. In dat geval moet ook ten aanzien van de overige vereffenaars recht worden gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor. In een geval als hier aan de orde, waarin een van de vereffenaars een verzoek heeft gedaan tot opheffing van de vereffening, is de rechtspositie van de overige vereffenaars gewaarborgd doordat zij worden gehoord of behoorlijk opgeroepen (art. 4:209 lid 1 BW).

De broer vindt ook dat de boedelbeschrijving onbevoegd is gemaakt, omdat de zus die zonder hem heeft opgesteld. De broer vindt dat daarom het verzoek tot opheffing van de vereffening niet mocht worden toegewezen. Hierover oordeelt de Hoge Raad dat niet uit de wet volgt dat een verzoek tot opheffing van de vereffening pas toewijsbaar is nadat is voldaan aan de uit art. 4:211 lid 3 BW volgende verplichting van (een) vereffenaar(s) om een boedelbeschrijving te (doen) opmaken. Ook op andere wijze kan blijken dat opheffing is aangewezen. Daaruit volgt dat, indien wel een boedelbeschrijving is opgemaakt, maar in strijd met art. 4:198 BW niet door de vereffenaars tezamen, ook daaraan betekenis kan toekomen bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van het verzoek tot opheffing van de vereffening. Voorts geldt ook ten aanzien van het opmaken van een boedelbeschrijving dat de kantonrechter kan bepalen dat de vereffenaars dat niet gezamenlijk hoeven te doen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder