VAKnieuws

Toetsing perpectiefbesluit bij de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing

Nr: 24088 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-09-2024 ECLI:NL:GHSHE:2024:2882 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Jeugdrecht 1:265b BW

Rechtsvraag

Kan het hof het perspectiefbesluit toetsen?

Overweging

De moeder is in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de rechtbank tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. De kern van haar hoger beroep richt zich tegen het door de GI genomen perspectiefbesluit. De moeder is het daar niet mee eens. 

Het hof beoordeeld het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en komt zonder toetsing van het perspectiefbesluit al tot de conclusie dat de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing op goede gronden heeft verlengd. Vervolgens toetst het hof het perspectiefbesluit. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Toelaatbaarheid wijziging/vermeerdering verzoek in hoger beroep

Nr: 24081 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-09-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:5752 Jurisprudentie Rechtseenheid Procesrecht
Gezag en omgang
283 Rv; 130 Rv; 362 Rv

Rechtsvraag

Kan de moeder in het hoger beroep tegen de beslissing over de omgangsregeling voor het eerst een verzoek doen over een informatieregeling?

Overweging

Het hof overweegt dat de verzoeker op grond van artikel 283 Rv in combinatie met artikel 130 Rv en 362 Rv bevoegd is het verzoek of de gronden daarvan te verminderen, dan wel schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. De verzoeken en de onderwerpen waarop zij betrekking hebben mogen echter niet zozeer van het onderwerp van geschil in eerste aanleg verschillen dat deze wijziging in hoger beroep in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Het hof oordeelt dat het verzoek tot het vaststellen van een informatieregeling niet zozeer van de discussie in eerste aanleg afwijkt en dat de eisen van de goede procesorde zich dan ook niet tegen deze wijziging van het verzoek verzetten. De informatieplicht is ook in eerste aanleg aan de orde gekomen en de rechtbank heeft in de bestreden beschikking reeds overwogen dat de rechtbank het van belang acht dat de vader de moeder ieder kwartaal zal informeren over hoe het met de minderjarige gaat. De vader is voldoende in de gelegenheid geweest om zijn standpunt hierover te geven, zowel bij de rechtbank als bij het hof. Het hof is dan ook van oordeel dat het verzoek van de moeder om een informatieplicht op te leggen toelaatbaar is.

Cursussen binnenkort:

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Ingangsdatum kinderalimentatie

Nr: 24084 Gerechtshof Den Haag, 11-09-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:1582 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:402 BW

Rechtsvraag

Welke ingangsdatum moet gelden?

Overweging

Het hof overweegt dat de rechter op grond van artikel 1:402 BW een grote mate van vrijheid heeft bij het bepalen van de ingangsdatum van de alimentatie, en dat daarbij drie ingangsdata het meest voor de hand liggend zijn: de datum waarop de omstandigheden zijn ingetreden die voor de onderhoudsverplichting bepalend zijn, de datum van het inleidend processtuk en de datum waarop de rechter beslist. 

In dit geval beslist het hof dat de datum van de indiening van het verzoekschrift moet gelden als ingangsdatum. Dit zal leiden tot een nabetalingsverplichting aan de zijde van de man. De man stelt dat dit ingrijpende gevolgen voor hem zal hebben, maar hij heeft dit onvoldoende met stukken onderbouwd. Het hof ziet daarom geen reden om uit te gaan van de datum van de beschikking. 

Het hof is ook niet uitgegaan van de datum waarop de vrouw de man voor het eerst om een bijdrage heeft verzocht, zoals de rechtbank deed, omdat de vrouw toen zij de man om kinderalimentatie verzocht hem geen informatie heeft verstrekt over haar eigen financiële situatie.

Lees verder
 

Met vaste zorgdagen voldoende aannemelijk dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat

Nr: 24073 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-09-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:5723 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang 1:377a lid 3 BW; artikel 8 EVRM

Rechtsvraag

Is er family life tussen de grootouders en de minderjarige?

Overweging

 Het hof is van oordeel dat er sprake is van family life in de zin van artikel 8 EVRM omdat vast is komen te staan dat de ouders langere tijd twee dagen per week de zorg voor de minderjarige op zich hebben genomen. Daarmee is voldoende komen vast te staan dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en de minderjarige. De grootouders zijn ontvankelijk in hun verzoek om een omgangsregeling vast te stellen tussen hen en de minderjarige. Het verzoek wordt afgewezen omdat toewijzing niet in het belang van de minderjarige is.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Peildatum waardering en verdeling van de woning in hoger beroep

Nr: 24083 Gerechtshof Den Haag, 03-09-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:1509 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Huwelijksvermogensrecht 3:185 BW

Rechtsvraag

Is er reden voor afwijking van de hoofdregel dat de peildatum voor de waardering van de woning de datum van verdeling is?

Overweging

Kort: Het hof oordeelt dat het feit dat de verdeling van de woning lang op zich heeft laten wachten, en dat alleen de man sinds 1 augustus 2016 hypotheekbetalingen heeft gedaan, er niet toe leidt dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om als peildatum voor de waardering van de woning uit te gaan van de datum van de verdeling van de woning, te weten 24 augustus 2023. 

Samenvatting: De man en de vrouw zijn naar Schots recht gehuwd, en in 2019 in Schotland gescheiden.  Het hof beslist in deze uitspraak op de verzoeken omtrent de verdeling van de echtelijke woning.  De vrouw heeft de woning in oktober 2013 verlaten.  De rechtbank heeft de woning aan de man toegedeeld, met als peildatum voor de waardering van de woning de datum waarop de vrouw de woning heeft verlaten in oktober 2013.  Dat is conform het Schotse recht. Op die datum stond de woning 'onder water'.  Het hof heeft in een tussenarrest beslist dat op het huwelijksvermogen het Nederlands recht van toepassing is en dat partijen zijn gehuwd in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Partijen hebben de verdeling van de woning destijds uitgesteld omdat de waarde van de woning op dat moment lager was dan de hypotheekschuld. Op 24 augustus 2023 is het aandeel van de vrouw in de woning (met haar medewerking) overgedragen aan de man. De vrouw stelt zich in het hoger beroep na het tussenarrest op het standpunt dat de woning moet worden gewaardeerd met als peildatum 24 augustus 2023, en dat de man in het kader van de verdeling aan haar de helft van de overwaarde moet betalen. De man stelt zich op het standpunt dat  in dit geval op grond van de redelijkheid en billijkheid moet worden afgeweken  van de hoofdregel dat de peildatum voor de waardering de datum van de verdeling is. Hij vindt dat als peildatum moet gelden 1 augustus 2016, want sindsdien heeft de vrouw geen betalingen ten behoeve van de woning meer gedaan. Partijen hebben de verdeling uitgesteld om te voorkomen dat zij met een restschuld te maken zouden krijgen, maar door allerlei omstandigheden heeft de overdracht van het eigendom nadat de woning niet meer 'onder water stond' nog lang op zich laten wachten. Hij vindt het onredelijk dat de vrouw profiteert van de waardestijging van de woning terwijl sinds 1 augustus 2016 alleen hij de hypotheekbetalingen heeft gedaan. Het hof volgt de man hier niet in. Beide partijen hebben er voordelen van genoten dat zij hebben gewacht met het verdelen van de woning.

Lees verder
 

Toetsing perspectiefbesluit in het kader van een rechtmatigheidstoets machtiging uithuisplaatsing

Nr: 24078 Gerechtshof Den Haag, 28-08-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:1583 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265b BW; 1:265c BW.

Rechtsvraag

Waar ligt het perspectief van de minderjarige?

Overweging

Het hof overweegt dat het perspectiefbesluit door de GI aan de rechter kan worden voorgelegd ter toetsing op grond van de overwegingen uit de beschikking van de Hoge Raad van 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148). De rechter kan het perspectiefbesluit beoordelen, indien dit noodzakelijk is in verband met de beslissingen en verzoeken die (mede) voortvloeien of samenhangen met het standpunt van de GI over het opgroeiperspectief van de minderjarige. In dit geval ligt de toetsing van de (inmiddels verlopen) machtiging uithuisplaatsing voor. Het hof toetst het perspectiefbesluit en oordeelt dat het perspectief van de minderjarige bij de pleegmoeder ligt. Het hof vindt een nader raadsonderzoek over het perspectief van de minderjarige niet nodig. De ouders hebben voldoende mogelijkheden van de GI gekregen om inzicht te geven in hun opvoedvaardigheden en om deze te ontwikkelen. De GI heeft naar het oordeel van het hof voldoende onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van de ouders.  De ouders hebben nooit zelfstandig de zorg voor de minderjarige gedragen, en er zijn specifieke vaardigheden nodig om voor deze minderjarige te zorgen. Gelet op de leeftijd en ontwikkelingsfase van de minderjarige is continuïteit en stabiliteit van groot belang voor de minderjarige. Zij ontwikkelt zich goed bij de pleegmoeder. De GI moet wel duidelijkheid geven over hoe zij het perspectiefbesluit in de praktijk vorm gaat geven. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Machtiging gesloten jeugdhulp zonder instemming gedragswetenschapper

Nr: 24068 Rechtbank Noord-Nederland, 28-08-2024 ECLI:NL:RBNNE:2024:3313 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Jeugdrecht 6.1.2 Jeugdwet

Rechtsvraag

Kan voorbij worden gegaan aan de door artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet vereiste instemming van de gedragswetenschapper?

Overweging

De rechtbank verleent de machtiging voor gesloten jeugdhulp, ondanks dat de gedragswetenschapper er niet mee heeft ingestemd. De rechtbank overweegt dat de machtiging alsnog noodzakelijk is, omdat er geen alternatief is voor de minderjarige. De enige optie is dat de minderjarige naar een crisisopvang gaat, maar de kans is groot dat de minderjarige dan de motivatie verliest om traumatherapie te volgen, terwijl hij dat wel nodig heeft.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Behoefte naar Nederlandse maatstaven maar aangepast naar Surinaamse standaarden

Nr: 24087 Gerechtshof Amsterdam, 27-08-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:2553 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:397 BW

Rechtsvraag

Hoe moet de behoefte van de kinderen worden bepaald, die in Suriname wonen?

Overweging

Het hof berekent de behoefte van de kinderen naar Nederlandse maatstaven, dus aan de hand van het inkomen van de ouders en de in Nederland geldende kinderbijslag. In dit geval gaat het hof uit van enkel het inkomen van de vader, omdat zijn inkomen zodanig is gestegen dat het nu hoger is dan het netto besteedbaar gezinsinkomen was tijdens het huwelijk. Vervolgens corrigeert het hof de behoefte met de woonlandfactor en met de in Suriname geldende kinderbijslag.

Lees verder
 

1:265e BW niet analoog toepasbaar

Nr: 24067 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:5571 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265e BW

Rechtsvraag

Kan artikel 1:265e BW analoog worden toegepast wanneer een kind onder toezicht is gesteld, maar niet met een machtiging uit huis is geplaatst?

Overweging

De GI heeft verzocht op grond van artikel 1:265e BW het gedeeltelijk ouderlijk gezag over te hevelen aan de GI, zodat de GI de minderjarige bij een andere school kan aanmelden. Subsidiair heeft de GI vervangende toestemming gevraagd op grond van artikel 1:262b BW. Op grond van artikel 1:265e BW kan de GI wanneer een kind met een machtiging uit huis is geplaatst de rechter verzoeken een deel van het ouderlijk gezag aan de GI over te hevelen, voor de inschrijving van het kind op een school, voor een medische behandeling of het doen van een aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning. 

De rechtbank heeft artikel 1:265e BW analoog toegepast, ondanks dat de minderjarige niet uit huis is geplaatst. De rechtbank vond dit nodig omdat artikel 1:265e BW meer rechtsbescherming biedt. Het hof oordeelt dat dit niet kan. De wetgever is er heel duidelijk over geweest dat artikel 1:265e BW enkel geldt voor situaties waarin het kind met een machtiging uit huis is geplaatst. Het verzoek van de GI moet daarom getoetst worden aan artikel 1:262b BW.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Adoptie

Nr: 24069 Rechtbank Gelderland, 26-08-2024 NL_RBGEL_2024_5968 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Afstamming en adoptie 1:227 BW

Rechtsvraag

Kan adoptie worden toegestaan wanneer de verzoekers niet voldoen aan het vereiste dat zij drie jaar moeten hebben samengewoond?

Overweging

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 3 van het IVRK de belangen van het kind voorop moeten staan. De rechtbank acht de adoptie vanwege alle omstandigheden in het belang van het kind, en gaat daarom voorbij aan het vereiste dat de verzoekers tenminste drie jaar moeten hebben samengewoond. Verzoekers hebben niet samengewoond en gaan waarschijnlijk ook niet samenwonen. 

Lees verder
 

Erkenning huwelijk naar Syrisch recht met minderjarige bruid

Nr: 24070 Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-08-2024 ECLI:NL:RBZWB:2024:5839 Jurisprudentie Rechtseenheid Echtscheiding
IPR
10:31 BW; 10:33 BW

Rechtsvraag

Kan het in Syrië gesloten huwelijk in Nederland erkend worden, terwijl de vrouw ten tijde van het huwelijk minderjarig was?

Overweging

De rechtbank erkent het huwelijk van partijen, ondanks dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting minderjarig was. De rechtbank oordeelt dat dit niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omdat de vrouw op het moment waarop zij erkenning van het huwelijk heeft verzocht, wel de leeftijd van 18 jaar had bereikt.

Naar Syrisch recht krijgen de gehuwde ouders van rechtswege beiden het ouderlijk gezag over de tijdens het huwelijk geboren kinderen. De rechtbank gaat er dus van uit dat de ouders beiden met het ouderlijk gezag belast zijn. 

Lees verder
 

Beschermingsbewind beschermt betrokkene onvoldoende tegen misbruik

Nr: 24082 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-08-2024 ECLI:NL:GHSHE:2024:2659 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Curatele, bewind en mentorschap 1:378 BW

Rechtsvraag

Is er voldaan aan het vereiste voor onder curatele stelling uit 1:378 BW?

Overweging

Het hof overweegt dat curatele nodig is om de betrokkene te beschermen tegen financieel misbruik door derden. Artikel 1:378 BW stelt als voorwaarde dat er niet een meer passende en minder verstrekkende maatregel bestaat die de betrokkene voldoende beschermt. Het beschermingsbewind blijkt betrokkene onvoldoende te beschermen. Ondanks het beschermingsbewind maakt een derde persoon misbruik van hem en doet uitgaven in zijn naam. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder