VAKnieuws

Aanmerking overbruggingskrediet als normale bedrijfsuitoefening vereist motivering

Nr: 15037 Hoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3606 Jurisprudentie Rechtseenheid Huwelijksvermogensrecht 1:88 BW

Rechtsvraag

Behoort een overbruggingskrediet tot de normale uitoefening van een bedrijf?

Overweging

Tegen de achtergrond van eerdere rechtspraak en in het licht van bedoelde stellingen, is zonder nadere motivering onbegrijpelijk hoe het hof tot het oordeel is gekomen dat het aangaan van het overbruggingskrediet behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van het bedrijf plachten te worden verricht.

Deze stellingen komen immers erop neer dat – anders dan de bestaande kredietverlening (waaronder de door ING beschikbaar gestelde seizoensfaciliteit) – het overbruggingskrediet ertoe strekte de onderneming in staat te stellen op zeer korte termijn extern kapitaal aan te trekken, terwijl zonder dit externe kapitaal de beëindiging van de kredietrelatie en het faillissement van de onderneming aanstaande waren. De omstandigheid dat het overeengekomen overbruggingskrediet mede ertoe strekte de onderneming in staat te stellen haar normale bedrijfsuitoefening nog gedurende die te overbruggen periode voort te zetten, ontneemt aan deze rechtshandeling niet haar uitzonderlijke – met de acuut dreigende discontinuïteit van de onderneming samenhangende – karakter.

Lees verder
 

Duiding aard rendementsvergoeding over huwelijksgoederengemeenschap

Nr: 15041 Hoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2087 Jurisprudentie Geschilbeslechting Huwelijksvermogensrecht 81 RO, 3:166 lid 3 en/of 3:169 jo. 3:166 lid 3 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof miskend dat de rendementsvergoeding over een niet eerder afgewikkelde huwelijksgoederengemeenschap is op te vatten als een ‘cumulatieve rendements-vergoeding’?

Overweging

81 RO.

A-G: Het hof acht een dergelijke vergoeding niet in de twee arresten verwoord. Door voor de bepaling van wat in de twee arresten omtrent de aard en inhoud van de rendementsvergoeding is beslist, terug te vallen op de formulering van de twee arresten geeft het hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De inhoud van een beslissing in een rechterlijke uitspraak dient in ieder geval in eerste instantie te worden vastgesteld aan de hand van de bewoordingen waarmee de beslissing is kenbaar gemaakt.

In het licht van de formulering van de overwegingen en beslissingen omtrent de rendementsvergoeding in het tussen- en eindarrest heeft het hof ook kunnen oordelen dat in die arresten sprake is van een ‘enkelvoudige rendementsvergoeding’. Uit dat oogpunt bezien is het oordeel ook niet onbegrijpelijk.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Geen oprekking van de limitatieve opzeggingsgronden voor omgang

Nr: 15042 Hoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2277 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 80a RO, 1:377a lid 3 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat geen omgangsregeling wordt vastgesteld en daarmee de limitatief opgesomde gronden voor ontzegging van omgang onjuist opgerekt?

Overweging

80a RO, niet-ontvankelijkverklaring.

A-G: Het hof heeft vooropgesteld dat het in het belang van de minderjarige is om contact met de man te hebben. Het hof heeft de man geenszins het recht op omgang ontzegd, maar heeft geoordeeld dat er ‘op dit moment’ geen mogelijkheden zijn om een begeleide omgang tussen de man en de minderjarige te bewerkstelligen. De omgangsregeling kan niet worden geëffectueerd, gelet op de door het hof genoemde omstandigheden (vrouw woont in België, Jeugdbescherming kan omgang niet begeleiden, inschakeling derde niet mogelijk).

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Afwijzing verzoek om contra-expertise bij ondertoezichtstelling

Nr: 15038 Hoge Raad der Nederlanden, 11-12-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2386 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 81 RO, 810a Rv

Rechtsvraag

Is het verzoek van de moeder om contra-expertise bij ondertoezichtstelling terecht afgewezen?

Overweging

81 RO.

A-G: Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Het hof heeft de ratio van art. 810a lid 2 Rv in aanmerking genomen. In rov. 3.13 van de bestreden beschikking van het hof ligt besloten dat de moeder naar het oordeel van het hof voldoende gelegenheid heeft gekregen om gemotiveerd te kunnen weerspreken wat de Raad voor de Kinderbescherming en zijn deskundigen hebben aangevoerd over de noodzaak van de verzochte ondertoezichtstelling. Het hof heeft het benoemen van een deskundige strijdig geoordeeld met het belang van de minderjarigen.

Lees verder
 

Niet bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven partneralimentatie

Nr: 15039 Hoge Raad der Nederlanden, 11-12-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2387 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 81 RO, 1:401 BW

Rechtsvraag

Is het hof er terecht van uitgegaan dat partijen niet bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven voor partneralimentatie?

Overweging

81 RO.

A-G: Het hof heeft in rov. 12 uitdrukkelijk overwogen dat uit het feit dat partijen geen (behoefte- en) draagkrachtberekening hebben gemaakt, niet kan worden afgeleid dat zij bewust van de wettelijke maatstaven hebben willen afwijken. Dat oordeel is alleszins begrijpelijk. Nu partijen een partneralimentatie hebben vastgesteld die, naar zij aannamen, behoeftedekkend zou zijn, ligt het voor de hand dat, zoals ook de man heeft gesteld, van een draagkrachtberekening is afgezien, omdat duidelijk was dat de draagkracht van de man voor de (behoeftedekkende) partneralimentatie toereikend was.

Lees verder
 

Geen onderhoudsverplichting vóór inschrijving echtscheidingsbeschikking

Nr: 15040 Hoge Raad der Nederlanden, 11-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3567 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:402 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof door de ingangsdatum van de alimentatie te bepalen op 17 april 2014 miskend dat de alimentatieverplichting niet mag ingaan vóór de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand?

Overweging

Volgens vaste rechtspraak staat het de rechter niet vrij de bij de echtscheidingsbeschikking of latere uitspraak te bepalen partneralimentatie te doen ingaan op een eerdere datum dan die van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (vgl. HR 8 juli 1996, ECLI:NL:HR:1996:AC0478, NJ 1997/120 en HR 10 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2961, NJ 1999/795). Het hof heeft in rov. 3.1 vastgesteld dat de echtscheidingsbeschikking ten tijde van de mondelinge behandeling op 15 juli 2014 nog niet was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De klacht is dus gegrond.

Lees verder
 

Eisen aan verzoek van advocaat om schriftelijke aanwijzing gecertificeerde instelling

Nr: 16002 Rechtbank Limburg, 11-12-2015 ECLI:NL:RBLIM:2015:11104 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht
Gezag en omgang
1:264, 1:265, 1:265f BW

Rechtsvraag

Wanneer valt een verzoek van een advocaat aan te merken als een verzoek om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling?

Overweging

Bij brief van 8 oktober 2015 heeft de advocaat zich namens de moeder tot de gecertificeerde instelling gewend met het verzoek hem te berichten welke regeling inzake de contacten tussen minderjarige en de moeder ‘ nu precies is gemaakt ’. De brief van 8 oktober 2015 is in (te) algemene bewoordingen gesteld en houdt niet veel meer in dan een verzoek om te worden geïnformeerd over de precieze stand van zaken met betrekking tot de contacten tussen minderjarige en de moeder. De brief bevat geen uitdrukkelijk verzoek in de zin van artikel 1:265 BW om een eerder gegeven beperking van de contacten met minderjarige geheel dan wel gedeeltelijk in te trekken noch een verzoek in de zin van 1:264, lid 2, BW om de beperking van de contacten met minderjarige in een zodanige aanwijzing vast te leggen. Gelet hierop en gezien de wijze waarop de brief van de moeder is geformuleerd, is de rechtbank van oordeel dat de gecertificeerde instelling het verzoek van de moeder niet hoefde op te vatten als een uitdrukkelijk verzoek om een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 1:264 of 1:265 BW juncto artikel 1:265f BW.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Uitsluiting wettelijke indexering alimentatie bij gelijkblijvend inkomen mogelijk

Nr: 15029 Hoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3478 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:402a lid 5 BW

Rechtsvraag

Is er ruimte voor (gedeeltelijke) uitsluiting wettelijke indexering van alimentatie bij gelijkblijvend inkomen?

Overweging

Ja. Het hof heeft zijn beslissing om de indexering niet uit te sluiten gebaseerd op zijn oordeel dat niet aannemelijk is dat het pensioen van de man in de toekomst verlaagd zal worden. Daarmee heeft het hof evenwel miskend dat ook indien aannemelijk is dat het inkomen van de man in de toekomst gelijk blijft, zoals de man heeft betoogd, grond kan bestaan de wettelijke indexering geheel of gedeeltelijk uit te sluiten.

Lees verder
 

Toepassingsbereik sanctie bij verrekening inkomsten of vermogen

Nr: 15028 Hoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3475 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Huwelijksvermogensrecht 1:135 lid 3 BW

Rechtsvraag

Dient de sanctie van art. 1:135 lid 3 BW buiten toepassing te blijven indien tijdens de (appel)procedure waarin de verrekening wordt vastgesteld, verzwegen vermogen alsnog in de verrekening wordt betrokken?

Overweging

Indien een van de echtgenoten na de uitspraak waarbij de verrekening is vastgesteld, ontdekt dat de ander een goed dat tot het te verrekenen vermogen behoort opzettelijk heeft verzwegen, zoek gemaakt of verborgen gehouden, kan eerstgenoemde zich in een eventuele appelprocedure op de sanctie van art. 1:135 lid 3 BW beroepen en de daaruit voortvloeiende vordering in die procedure kan instellen. Een andere opvatting zou tot het onwenselijke resultaat leiden dat gedurende de procedure in eerste aanleg de met de sanctie beoogde prikkel ontbreekt.

Lees verder
 

Intrekking eigen uitspraak met instemming van partijen niet mogelijk

Nr: 15030 Hoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3476 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Procesrecht 31, 32 Rv

Rechtsvraag

Kan een rechter een eigen uitspraak met instemming van partijen intrekken en opnieuw beslissen?

Overweging

Buiten het toepassingsbereik van de art. 31 en 32 Rv kan de rechter niet zelf de rechtskracht van zijn uitspraak aantasten, ook niet met instemming van partijen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat die aantasting is voorbehouden aan de hogere rechter, aan wie door aanwending van een rechtsmiddel kan worden gevraagd een uitspraak uit de vorige instantie te vernietigen.

Lees verder
 

Motiveringsgebrek bij toepassing kinderalimentatienorm

Nr: 15031 Hoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3479 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:404 lid 1 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof miskend dat de vrouw gemotiveerd had gesteld dat afgeweken diende te worden van de kinderalimentatienorm?

Overweging

Ja, het hof had nader moeten motiveren waarom de kinderalimentatienorm van toepassing is, gezien hetgeen de vrouw heeft gesteld. Bij een netto maandinkomen van € 11.164 ligt het niet voor de hand dat die behoefte gelijk zou zijn aan de behoefte bij het hoogste destijds in de tabel voorkomende netto maandinkomen van € 5.000 of meer. (zie rov. 3.3.5)

Lees verder
 

Is de incidentele vordering voldoende gemotiveerd?

Nr: 15032 Hoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3480 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 81 RO, 21 en 149-150 Rv

Rechtsvraag

Heeft het hof miskend dat de incidentele vordering van de man onvoldoende is gemotiveerd nu is gesteld dat de vordering enkel in het gewijzigd petitum is opgenomen en niet in het lichaam van het verweerschrift?

Overweging

81 RO. De A-G stelt voorop dat de beoordeling van de vraag of een partij een verzoek van de wederpartij voldoende heeft betwist een feitelijke kwestie is waarover in cassatie slechts zeer beperkt kan worden geklaagd. De man heeft in het lichaam van zijn verweerschrift tevens incidenteel appel wel degelijk (zij het summier) melding heeft gemaakt van de omstandigheid dat de vrouw aan hem geen gebruiksvergoeding voor de woning betaalt, en dat de man hierdoor wordt benadeeld. Het ‘nieuwe’ verzoek komt derhalve niet voor het eerst en uitsluitend in het petitum aan de orde. Tegen die achtergrond geeft het bestreden oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd.

Lees verder