VAKnieuws

Inkorting voorlopige machtiging in casu niet nodig

Nr: 15034 Hoge Raad der Nederlanden, 20-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3346 Jurisprudentie Geschilbeslechting Bopz 2, 31 Wet Bopz

Rechtsvraag

Had de rechtbank de looptijd van de voorlopige machtiging had moeten inkorten, nu de feitelijke duur daarvan de wettelijke termijn van zes maanden overschrijdt?

Overweging

Nee. Nu het verzoek om voorlopige machtiging niet is ingediend voor het einde van de geldigheidsduur van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, mist art. 31 Wet Bopz toepassing. Het verzoek moet dan ook worden aangemerkt als een zelfstandig verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging. Deze machtiging is afgegeven binnen de in art. 9 lid 1 Wet Bopz bedoelde beslistermijn van drie weken. Er bestond dan ook geen beletsel de machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden.

Lees verder
 

Teleurgestelde toekomstverwachting inzake werk en duur partneralimentie

Nr: 16006 Gerechtshof Den Haag, 18-11-2015 ECLI:NL:GHDHA:2015:3767 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:157, 1:401 lid 2 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank ten onrechte de partneralimentatie verlengd nu de vrouw geen werk heeft kunnen vinden?

Overweging

Ja. Een teleurgestelde toekomstverwachting in die zin dat de verwachting dat de vrouw betaalde arbeid zou kunnen vinden om in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien niet is uitgekomen, brengt niet zonder meer met zich mee dat het hof bij zijn beslissing tot limitering van een onjuist gegeven is uitgegaan. De vrouw heeft in hoger beroep in het geheel niet onderbouwd waarom zulks in de onderhavige zaak wel het geval zou zijn.

Het hof komt thans toe aan de beoordeling van de door partijen opgeworpen rechtsvraag of in de onderhavige zaak de wijzigingsgrond zoals opgenomen in artikel 1:401 lid 2 BW van toepassing is. Volgens dit artikel is wijziging van een in casu door de rechter bepaalde alimentatietermijn slechts mogelijk indien sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de verzoeker kan worden gevergd. Of daarvan sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval. Een teleurgestelde toekomstverwachting is op zichzelf niet een zodanige wijziging van omstandigheden.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Haviltexmaatstaf bij haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen

Nr: 15026 Hoge Raad der Nederlanden, 13-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3303 Jurisprudentie Rechtseenheid Huwelijksvermogensrecht 1:132 BW

Rechtsvraag

Is de Haviltexmaatstaf van toepassing als ex-echtgenoten ieder een haaks op elkaar staande bedoeling en verwachting hadden van de staande huwelijk gesloten vermogensovereenkomst?

Overweging

Anders dan het hof heeft overwogen, is de Haviltexmaatstaf ook van toepassing indien partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beider interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is. Het hof had dan ook mede in het licht van de door partijen aangevoerde omstandigheden moeten vaststellen welke betekenis aan de desbetreffende passage in de overeenkomst (inzake vermogenstoedeling in een huwelijk) toekomt.

Lees verder
 
15027

Indexeringspercentage alimentatie 2016 is 1,3%

10-11-2015, bron: Beschikking van 30 oktober 2016, Staatscourant 2015, nr. 39055
Regelgeving - Alimentatie

Samenvatting

Het percentage waarmee de alimentatiebedragen met ingang van 1 januari 2016 worden verhoogd, is vastgesteld op 1,3. De jaarlijkse indexering van alimentaties vloeit voort uit artikel 1:402a lid 1 Burgerlijk Wetboek en volgt de algemene ontwikkeling van het loonpeil.


 

Motivering 'strikte maatstaf' bij misbruik toestemming tot erkenning kind

Nr: 15018 Hoge Raad der Nederlanden, 06-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3244 Jurisprudentie Rechtseenheid Gezag en omgang 1:204 lid 3 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof de strikte maatstaf van rov. 3.5.3 van de beschikking HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386, NJ 2005/248 inzake misbruik van toestemming tot erkenning van een kind door een niet biologische vader voldoende gemotiveerd?

Overweging

De motivering van het hof is ontoereikend. Het hof is niet (kenbaar) ingegaan op de door de vrouw aangevoerde stellingen, onder meer inhoudende dat de vrouw toestemming aan verzoeker 2 tot erkenning van het kind heeft gegeven om de toen al geruime tijd bestaande gezinssituatie te bevestigen en de belangen van het kind te behartigen.

Een verwekker die vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen maar dat heeft nagelaten, kan de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind aantasten met een beroep op misbruik van bevoegdheid, indien de door de moeder aan een andere man gegeven toestemming tot erkenning is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (de ‘strikte maatstaf’). Het hof heeft zijn oordeel in rov. 4.8 gegrond op de enkele omstandigheid dat de vrouw voldoende op de hoogte was van het feit dat de man zich als de biologische vader van het kind beschouwde en hem wilde erkennen. Dat is onvoldoende.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 
15021

Verdiepend onderzoek naar beschermingsbewind

06-11-2015, bron: Kamerstukken II 2015/16, 24515, nr. 320
Regelgeving - Curatele, bewind en mentorschap

Samenvatting

Bij brief van 6 november heeft de staatssecretaris Sociale Zaken het verdiepend onderzoek naar beschermingsbewind aan de Tweede Kamer aangeboden. Het doel van het onderzoek is in beeld te brengen wat de achtergronden van de groei van het aantal onderbewindstellingen zijn, waarom beschermingsbewind in de praktijk wordt toegepast en hoe financiële zelfredzaamheid van onderbewindgestelden bevorderd kan worden. Uit het resultaat van het onderzoek blijkt dat er een stijging bestaat onder jongeren en mannen, voornamelijk vanwege problematische schulden en een verstandelijke beperking. Beschermingsbewind blijkt echter een effectief middel te zijn, doch er is verbetering te halen in het in kaart brengen van potentieel kwetsbare mensen om preventief te kunnen handelen.


 
15019

Antwoord op vragen inzake de initiatiefnota 'Opgroeien met opa en oma'

05-11-2015, bron: Kamerstukken II 2015/16, 34168
Regelgeving - Gezag en omgang

Samenvatting

Bij brief van 5 november 2015 is een aantal vragen beantwoord naar aanleiding van de initiatiefnota 'Opgroeien met opa en oma' van de Tweedekamerleden Oskam en Keijzer. In deze nota wordt voorgesteld in de wet vast te leggen dat grootouders een omgangsrecht hebben met hun kleinkinderen.

De vragen hebben onder meer betrekking op de vraag waarom grootouders er zijn uitgelicht om een aparte regeling voor te creëren, alsmede op de reikwijdte van het informatierecht van de grootouders tevens in het kader van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het kind.


 

Sanctie op niet-voldoen voorschot binnen de termijn, 196 Rv

Nr: 15016 Hoge Raad der Nederlanden, 30-10-2015 ECLI:NL:PHR:2015:1718 Jurisprudentie Geschilbeslechting Echtscheiding
Procesrecht
80a lid 1 RO, 196 Rv, 1:150 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof miskend dat het op grond van art. 196 lid 2 Rv gehouden was de stelling van de man dat het aan de gemeenschappelijke rekening onttrokken bedrag geheel uit zijn privévermogen afkomstig was als vaststaand aan te nemen, althans te motiveren waarom het niet van de juistheid van die stelling is uitgegaan?

Overweging

80a lid 1 RO, niet-ontvankelijkheid.

De A-G licht toe dat art. 196 lid 2 Rv bepaalt dat wanneer een partij het voorschot niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet, de rechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. De rechter heeft de bevoegdheid – niet de verplichting – om aan het niet voldoen van het voorschot een hem passend voorkomende sanctie te verbinden. Waar de klacht de stelling impliceert dat de sanctie op het niet betalen van het voorschot door een partij  categorisch  moet zijn het in rechte als vaststaand aanmerken van de feitelijke stellingen van de wederpartij, berust zij op een onjuiste rechtsopvatting. 

Lees verder
 

Reikwijdte voorwaardelijkheid van toestemming tot erkenning kind door ander dan verwekker

Nr: 15017 Hoge Raad der Nederlanden, 30-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3196 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang 1:204 lid 3 BW

Rechtsvraag

Is een advocatenbrief van de verwekker aan de moeder voldoende om een toestemming erkenning door een ander dan de verwekker voorwaardelijk te laten zijn?

Overweging

Ja, een voorwaardelijke toestemming tot erkenning wordt ook aanvaard voor het geval de verwekker door middel van een brief van een advocaat aan de moeder (of aan haar advocaat) om toestemming tot erkenning heeft verzocht. Door die brief is voor de moeder immers kenbaar dat de verwekker juridische actie onderneemt om tot erkenning van het kind te komen. Het zou onaanvaardbaar zijn dat, voordat de verwekker bij uitblijven van een (positief) antwoord van de moeder zijn juridische weg kan vervolgen met het indienen van een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank, de moeder een voor de verwekker positieve uitkomst daarvan kan blokkeren door, nadat zij die brief heeft ontvangen, toestemming tot erkenning aan een andere man te geven. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Motiveringsgebrek aan aanwijzing van jeugdbescherming gepasseerd

Nr: 15013 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-10-2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:4202 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:264 lid 1 BW, 1:3 Awb, 3:46 Awb

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank het verzoek van moeder om vervallenverklaring van een onvoldoende gemotiveerde aanwijzing van jeugdbescherming terecht afgewezen?

Overweging

Ja. Een aanwijzing van jeugdbescherming moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat algemene bepalingen over besluiten en de bijzondere bepalingen over beschikkingen van die wet van toepassing zijn, zoals algemene voorschriften over zorgvuldigheid en belangenafweging, over de bekendmaking van besluiten en over het vooraf horen van de belanghebbenden. Weliswaar berust de aanwijzing niet op een deugdelijke motivering, maar moeders zienswijze is opgenomen in de aanwijzing. Tevens is uit de door de jeugdbescherming ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep gegeven toelichting genoegzaam is gebleken dat de jeugdbescherming zich rekenschap heeft gegeven van de belangen van de moeder, maar de zwaarwegende belangen van de kinderen heeft laten prevaleren. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Andere curator benoemd dan de voorkeur van de 18-jarige curandus

Nr: 15012 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7964 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:383 lid 2 BW, 1:378 BW

Rechtsvraag

Onder welke omstandigheden kan worden afgeweken van de voorkeurscurator van betrokkene?

Overweging

De vader kan de intensieve zorg en de veilige omgeving niet waarborgen die de 18-jarige nodig heeft omdat hij onvoldoende inziet dat de 18-jarige vanwege zijn geestelijke beperkingen een goed gestructureerde omgeving nodig heeft met intensieve beleiding en hulpverlening. Contact met zijn moeder, een constante factor, wordt mogelijk verstoord door een voorgenomen verhuizing naar België. Tevens is er kans op conflicten tussen de ouders, te meer nu de ouders van mening verschillen over wat de 18-jarige nodig heeft. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank waarin een BV als onpartijdige derde tot curator is benoemd.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Kopschopperzaak Eindhoven, criteria voor privacyschending

Nr: 15015 Hoge Raad der Nederlanden, 13-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3024 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdstrafrecht adolescenten (16-23 jarigen) 8 EVRM, 359a Sv

Rechtsvraag

Wat zijn de criteria voor privacyschending bij media-aandacht voor strafzaak?

Overweging

Voor de beantwoording van de vraag of in gevallen als de onderhavige sprake is van inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en of deze inbreuk gerechtvaardigd is, kunnen onder meer - zoals ook blijkt uit de in de conclusie van de Advocaat-Generaal aangehaalde jurisprudentie van het EHRM - de volgende factoren van belang zijn:

- het publieke dan wel private karakter van de plaats welke op het beeldmateriaal waarneembaar is waar of van de situatie waarin de betrokkene zich bevindt;

- de persoon van de betrokkene, waaronder diens leeftijd of bijzondere kwetsbaarheid;

- de hoedanigheid van de betrokkene, zoals de publieke bekendheid van de betrokkene, dan wel of hij verdachte is van een (ernstig) strafbaar feit;

- de mate van herkenbaarheid van de betrokkene op het beeldmateriaal en de aard en indringendheid van de informatie die door of in samenhang met het beeldmateriaal wordt verstrekt omtrent de identiteit, uiterlijke kenmerken of gedragingen van de betrokkene;

- het doel waarmee het beeldmateriaal is vergaard en geopenbaard, waarbij aan de orde kan komen of het gaat om opsporing of identificatie van verdachten van (ernstige) strafbare feiten en of voorzienbaar is dat het beeldmateriaal wordt gebruikt op een wijze die verder gaat dan hetgeen redelijkerwijze nodig is voor het te bereiken doel;

- de wijze van vergaring en openbaarmaking van het beeldmateriaal, waarbij aan de orde kan komen of het beeldmateriaal is gemaakt en gepubliceerd met toestemming van de betrokkene, of de beeldopnamen zijn gemaakt op publieke plaatsen waar opnameapparatuur normaliter wordt gebruikt met een gelegitimeerd en voorzienbaar doel, en of er sprake is van een naar tijd en reikwijdte beperkt gebruik dan wel dat de beelden integraal zijn vrijgegeven aan het algemene publiek;

- de mate waarin het beeldmateriaal in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving is verkregen en verspreid.

Lees verder